Cyriel en Constant: twee broers in de Grote Oorlog

Het ingekaderde portret van Cyriel Deruytter waakte als een beschermengel over de huizen van onze grootvaders. Over hun gesneuvelde oom spraken ze fluisterend en met diep ontzag, ook al hadden ze hem zelf nooit gekend. Na afloop van de Eerste Wereldoorlog was Cyriel als held opgenomen in het vaderlandse pantheon. Maar wie was de mens achter de mythe? Bijna honderd jaar na zijn overlijden doken Cyriels frontbrieven op en leerden we hem eindelijk beter kennen.

Kosterszoon met idealen

Cyriel werd in 1894 geboren in Zarren, een plattelandsgemeente in de Westhoek. Zijn vader was koster en onderwijzer, zijn moeder stierf in het kraambed toen hij pas negen was. Samen met zijn jongere broer Constant kreeg Cyriel een goede opleiding aan het college van Diksmuide en aan het Klein Seminarie in Roeselare. De sfeer op school was vaderlandslievend, Vlaamsgezind en streng katholiek. Net als veel medeleerlingen werd Cyriel er bezield door een romantisch verlangen om de goede zaak te dienen. Hij droomde ervan priester te worden en als missionaris het geloof te verspreiden in de wereld.

De Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten. De Duitse inval in België in de zomer van 1914 ging gepaard met zwaar geweld en plunderingen. In de Zarrense buurgemeente Esen bijvoorbeeld vielen tientallen onschuldige burgerdoden. Veel Zarrenaren vluchtten voor de oprukkende troepen naar Frankrijk om te ontsnappen aan verplichte tewerkstelling in Duitsland. De meesten vestigden zich in Villeneuve-le-Roi, ten zuiden van Parijs. Bij de vluchtelingen waren ook Cyriel (20) en Constant (16). Vader Charles Deruytter en de drie andere kinderen bleven achter in het bezette België.

Voor God en vaderland

Maar vluchten was voor Cyriel niet voldoende. Hij nam vrijwillig dienst in het Belgische leger om zelf deel te kunnen nemen aan de strijd. Zijn brieven geven blijk van een groot idealisme voor het vaderland en voor God. Zo schreef hij over zijn beslissing dienst te nemen: ‘Ik ben blijde mijn vaderland te mogen ter hulp komen, om mijne medeburgers en wie weet, misschien ook onze naastbestaanden, te wreken over de onmenschelijkheid der duitschers. (...) Mocht ik ’t geluk hebben ’t mijne bij te brengen om een duwtje te geven en een stoot aan de vernieling en de aftocht der duitsche barbaren; mochten we onzen vadergrond weldra vrij zien van duitschen dwang en schandige slavernij’. Zijn legerdienst beschouwde Cyriel als een voorbereiding op zijn latere missionarissenbestaan. Hij wilde zichzelf opofferen naar het voorbeeld van Jezus: ‘moest ik het geluk – ja, het geluk – hebben te sneven in dezen oorlog tegen godsdiensthaters en barbaren, ik mag verzekerd zijn mijne belooning te ontvangen van Hem, die Zyn Zelven ten beste gaf voor de zijnen’.

Toegetreden tot het Belgisch leger (januari 1915) met aan de voeten het opschrift: ‘Tot in den  dood getrouw aan Vorst en Vaderland’
Toegetreden tot het Belgisch leger (januari 1915) met aan de voeten het opschrift: ‘Tot in den dood getrouw aan Vorst en Vaderland’

Het Belgisch leger had verschillende militaire opleidingskampen opgezet in leegstaande kazernes in Frankrijk. Cyriel werd opgeleid in Fécamp, in Normandië. Hij zou 3 jaar, 4 maanden en 15 dagen soldaat zijn. Hij vond er gelijkgezinden want hij sloot zich meteen aan bij een katholieke soldatenkring met aalmoezenier. Zijn broer Constant moedigde hij per brief aan om regelmatig naar de Mis te gaan, veel te bidden en te leven als een goed christen. Maar ook van de praktische aspecten van het soldatenleven hield hij zijn broer op de hoogte. Hij beschreef allerlei interessante details over zijn opleiding, de manoeuvres, de kwaliteit van de koffie en het eten. Zo bestond het avondmaal in het kamp uit ‘gestampte patatten met boonen en brokskes vleesch erin gemengeld’.

Ten oorlog

Na zijn opleiding werd Cyriel ingelijfd bij het eerste regiment Jagers te voet. Eind mei 1915 vertrok het hele regiment van het kamp naar het front. Vanaf nu werd Cyriels leven heel wat minder comfortabel, want de strijdende partijen hadden zich ingegraven in loopgraven. Het leven in de ‘tranchees’ was bijzonder bar. Zijn broer Constant was er ondertussen het hart van in dat Cyriel naar het leger was getrokken. Hij bleef zonder familie achter in zijn Franse vluchtoord en maakte zich grote zorgen om zijn broer: ‘Is het niet wreed voor mij, u te moeten zien vertrekken naar dat bloedige slagveld, waar reeds zoo ontelbare lijken zijn ten gronde gevallen onder ’t wreede moorderstuig, en waar elken dag nog honderden hun levensdraad afgesneden zien; en hoevelen zullen zijn die hun geboortegrond met hun bloed zullen besproeien, God weet het; misschien zal het uwe, Cyriel er ook nog vloeien. Welk ’n wreed denkbeeld?’. Constant had in Villeneuve werk gevonden in een brouwerij en stuurde Cyriel regelmatig geld op. In 1917 werd ook Constant opgeroepen voor de legerdienst.

Foto voor 1917 genomen toen Cyriel Constant tijdens een van zijn verloven in Villeneuve-le-Roi ging bezoeken.
Foto voor 1917 genomen toen Cyriel Constant tijdens een van zijn verloven in
Villeneuve-le-Roi ging bezoeken.

Soldatenzaken

Behalve met Constant correspondeerde Cyriel met zijn studiegenoten van het college. Ze onderhielden een drukke briefwisseling, stuurden elkaars adressen door en wisselden ook regelmatig fotoportretten uit. In hun brieven ging het natuurlijk over het harde soldatenleven. Zo beschreef een van Cyriels vrienden de militaire dienst als een ‘beestenleven (...), dat ons schijnt terug te brengen tot den tijd der krochtmenschen’. Het ander grote thema in de brieven tussen Cyriel en zijn oud-klasgenoten was de Vlaamse zaak. Onder Vlaamse soldaten ontstond een sterke bewustwording van de eigen identiteit en een verlangen naar erkenning. Na de oorlog hoopten Cyriel en zijn zielsverwanten op een geestelijke en materiële heropleving van het Vlaamse volk, binnen de Belgische natie. Natuurlijk moet die heropleving gebeuren in goede katholieke geest.

Uit de brieven blijkt dat Cyriel voor veel van zijn vrienden een vertrouwenspersoon was, iemand bij wie ze hun hart uitstortten en die ze om goede raad vroegen. Hij sprak hem moed in en moedigde hen aan steun te vinden in hun geloof. Ook binnen het leger speelde hij die rol. Hij werd ordonnans van de aalmoezenier, een risicovolle taak waarbij hij zich vaak in het strijdgewoel moest bewegen om gewonde soldaten te helpen en de aalmoezenier te assisteren bij het toedienen van de laatste sacramenten. Hij begeleidde ook bedevaarten naar Lourdes. Op het einde van de oorlog werkte hij als brancardier.

Cyriel en Constant hebben elkaar tijdens de oorlog enkele keren teruggezien tijdens hun verlof. Twee keer lieten ze een mooie foto maken als aandenken. Op de eerste foto zien ze eruit als onwennige tieners in grotemensenkleren die hen niet passen. Op de tweede foto staan twee opgeschoten mannen in soldatenuniform, volwassen geworden en getekend door hun ervaringen. Hun familie zagen ze niet, want naar België teruggaan was door de bezetting onmogelijk.

Portret van de broers Cyriel en Constant gemaakt nadat Constant tot het leger toetrad (ca 1917)
Portret van de broers Cyriel en Constant gemaakt nadat Constant tot het leger toetrad (ca 1917)

Naar de overwinning

De Belgische soldaten waren over het algemeen maar weinig betrokken bij directe gevechten, omdat ze voornamelijk in de loopgraven bleven. Dat veranderde aan het einde van de oorlog. In zijn laatst bewaarde brief, van mei 1918, klinkt Cyriel vol vertrouwen over het verloop van de oorlog en stelt hij de overwinning in het verschiet: ‘Alle gevaar is, mijns inziens, nog niet geweken en de duitschers zullen ’t ijzer misschien nog wel een klop trachten te geven (...). Eén zaak is echt en verzekerd, voor gelijk wat offensief, dat we ze verwachten in volle gereedschap, met al de beschikbare reserve van mannen en munities’. Maar voor de Belgische troepen moesten de dodelijkste momenten nog aanbreken. Tijdens het geallieerde eindoffensief tussen Ieper en Diksmuide kwam het tot zware gevechten. Het Belgisch leger leed er grote verliezen en ook Cyriel verloor het leven. Hij sneuvelde tijdens de uitoefening van zijn werk als brancardier op 29 september 1918. Hij was 24. Minder dan zes weken later werd de wapenstilstand getekend.

De geromantiseerde uitgave over ‘Cyrille Deruytter’ in de naoorlogse reeks ‘Helhaftige Zielen’ (1922)
De geromantiseerde uitgave over ‘Cyrille Deruytter’ in de naoorlogse reeks ‘Heldhaftige Zielen’ (1922)

Cyriel rust op de statige Belgische militaire begraafplaats in Houthulst, samen met 3444 andere gesneuvelden. Postuum kreeg hij talrijke eretekens toegekend. In 1922 verscheen zijn sterk geromantiseerde levensbeschrijving in een reeks patriottische biografieën onder de titel Heldhaftige zielen. Constant overleefde de oorlog zonder verwondingen. Hij keerde terug naar Zarren en bracht het na de Tweede Wereldoorlog zelfs tot burgemeester van het dorp. De herinnering aan zijn gesneuvelde broer hield hij zijn hele leven in ere. Ook aan kinderen en kleinkinderen werd het verhaal doorverteld. Dankzij de vondst van Cyriels brieven kreeg onze geïdealiseerde overgrootoom eindelijk weer zelf een stem.

Auteurs: Brecht Deseure en Barbara Deruytter. Het uitgebreide verhaal van de broers Cyriel en Constant, inclusief de oorlogsbrieven, kan je nalezen op deze website.

Welk verhaal heeft jouw familie te vertellen?

Ga op zoek naar jouw familiegeschiedenis aan de hand van ons stappenplan
en ontdek de spannende verhalen van jouw voorouders.

Download hier onze toolkit!